Details van dit toneelstuk

Meindert, zittend op een bankje aan het water waar zijn kleinzoon een tijd geleden is verongelukt, hoort de perikelen van de mensen aan die naast hem komen zitten. 

Een mevrouw, die even haar fietstochtje onderbreekt om iets te drinken, houdt een soort alleenspraak. Ze verwacht geen antwoord.

Een jonge vrouw zet haar fiets tegen het bankje als haar telefoontje afgaat. Ze gaat tekeer tegen haar vriend, die een poes voor haar verjaardag heeft gekocht. Daar is ze razend over.

Een andere vrouw meent dat Meindert erg eenzaam is, ze heeft hem al vaker daar zien zitten en poogt hem over te halen om zich bij een Hulpgroep te melden voor een gesprek.

Twee jongens komen precies bij zijn bankje staan, om te vissen. Eentje heeft onlangs de hengel van zijn opa gekregen. Ze blijken echter geen van tweeën te weten, hoe ze het vissen moeten aanpakken.

Een jonge man, ziet op zijn telefoontje dat zijn vriendin heeft gebeld. Hij komt naast Meindert zitten. Zo hoort Meindert hoe deze man een nachtje afwezigheid van zijn vrouw probeert te gaan invullen. 

Meindert herkent en overdenkt wat hij heeft gehoord.